De hele dag zijn we druk in de weer. Druk, met het maken van talloze nieuwe herinneringen die we opslaan in het ultieme archief dat ons brein is. Fijne herinneringen, nare herinneringen. Herinneringen waar we van geleerd hebben en herinneringen die boven komen drijven als je de fout nog een keer maakt. “Ik denk, dus ik ben” is de beroemde quote van René Descartes, “Cogito ergo sum” als je precies wilt zijn. Ik zou daarvan willen maken: ik herinner, dus ik besta; “Ego memini, ergo sum”. Hoe kan je immers bepalen wie je bent als je niet meer weet wie je was?

De meeste herinneringen, in ieder geval bij mij, zijn geen op zichzelf staande gedachtes die zonder enige context door mijn hoofd heen blazen. Ze zijn verbonden aan plaatsen waar ik was, personen die ik ken en situaties die ik heb meegemaakt. Sommigen liggen vers in mijn geheugen, anderen zit diep verborgen en staan op het punt om te vervagen. Maar allen kunnen ze door de juiste impuls weer naar boven gehaald worden. Een boek dat ik in mijn kast zie staan, waardoor ik moet denken aan vakanties waarop ik ze in een dag uitlas. Beeldjes die ik geërfd heb van mijn oma en die haar weer voor even vol vreugde terugbrengen. Maar ook de geur van zelfgebakken appeltaart die hoort bij mijn verjaardag of de smaak van pasta met courgette, champignons en hamblokjes, te snel gegeten omdat ik moest trainen. Niet dat ik op andere dagen geen pasta at of dat ik elke keer dat ik in mijn boekenkast kijk al mijn vakantie chronologisch afloop. Alleen af en toe, met het juiste gevoel en de juiste stimulans, moet ik even terugdenken aan een andere tijd, een tijd die voorbij is, aan fijne en minder fijne dingen.

Een van de sterkere impulsen, die ik nog niet genoemd heb, is muziek. Ik denk dat bij veel nummers die in mijn afspeellijst staan, ik wel een herinnering heb die mij dierbaar is. Soms luisterde ik al langer naar een nummer omdat ik het mooi vond, maar is er later iets bijzonders aan gehecht geraakt. Soms luister ik naar een nummer omdat ik het me herinner van iets dat ik mooi vond en ben ik het later als muziek meer gaan waarderen. Zo is alles van de Moody Blues voor mij met de auto rijden door Californië, net als Anna Nalick. Bomb Funk MC is mijn basisschool disco, Boogie Wonderland van Earth, Wind & Fire is voor het eerst de film Intouchables zien en Elbow is terug naar huis na een half jaar in Engeland wonen. Zo kan ik een eeuwigheid doorgaan met voor mij extra bijzondere nummers noemen, Coconut van Harry Nilsson of Gamma Ray van Beck, maar er is een hele grote, specifieke groep aan muzikanten en nummers die een verzameling aan herinneringen oproept. Dit is de muziek die mijn ouders opzetten toen ik klein was. Mijn ouders hebben een kast vol met cd’s, vandaar de groep ook zo groot is.

Een album wil ik specifiek uitlichten: ‘Nu en dan – 30 jaar Herman van Veen’. Een dubbel CD, Allegro en Adante, 20 vrolijke nummers en 20 bedachtzame nummers, 40 fantastische liedjes vol herinneringen. Liedjes over clowns met veel te grote schoenen, de bom die nooit zal vallen en een mengelmoes, van Doris Day en Assepoes. Er was echter een nummer dat er voor mij altijd bovenuit stak: Opzij. Over mensen die altijd haast hebben, ongelofelijke haast. Daarom moeten ze rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan. Als dit nummer opstond dan rende ik door de kamer, sprong op de bank, viel met stijl terug op de grond, stond op en ging weer door. Misschien mis je hier een paar stappen, maar ik kon nooit het nummer bijhouden. En ja, je moest toch door.

Ik sta bij mij thuis in de keuken. Het is zaterdag rond een uur of twaalf in de middag en ik heb net ontbeten. Vrijdag was het laat geworden, dus ik ben nog niet zo lang wakker. Het is er koud, maar dat is zo in het hele huis en het went vanzelf wel. Ik heb op het schoonmaakrooster gekeken en het is deze week mijn beurt om schoon te maken. Ik heb bijna geen eten meer in huis, ik moet nog langs de markt. De kledingstapel op mijn kamer wordt heel hoog, dus ik moet ook een was draaien. Ik kan er niet te lang over doen, want ik moet nog naar mijn ouders. Maandag moet ik weer naar werk, waar ik nog collega´s moet mailen en leveranciers moet bellen en bijeenkomsten moet organiseren. Ik moet nog vrienden appen en op groepen reageren. Ik moet nog reisbestemmingen zoeken, ik moet nog solliciteren, ik moet nog naar de kapper. Ik moet sporten, lezen, opruimen, rennen springen vliegen duikenvallenenweeropstaan.

Het zonlicht schijnt door het raam en valt op mijn gezicht waardoor ik een paar graden opwarm. Ik sluit mijn ogen en moet denken aan Herman van Veen. Voor even verlies ik mijzelf in het labyrint van mijn herinneringen. Voor even hoef ik niets.


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *