Lang geleden, in een land niet ver hier vandaan, genazen doktoren hun patiënten door bloed te onttrekken. Tegenwoordig leeft deze praktijk, genaamd aderlaten, nog lang en gelukkig als slechts een medische mythe. Maar niet alle sprookjes zijn van vroeger. Ook tegenwoordig is er geen tekort aan gezondheidsfabeltjes. Dus kruip lekker je bed in en geniet van deze drie verhaaltjes-voor-het-naar-de-dokter-gaan.

“Kokosvet is gezond!”

Dit sprookje ben ik in vele vormen tegengekomen in de ontelbare hoeveelheid kookvideo’s die ik kijk. Het aantal mensen dat met kokosolie bakt is aanzienlijk toegenomen, vaak onder het mom van ‘dit is gezonder dan boter’. Deze claims, die ook mijn Facebookfeed domineren, lijken vaak geloofwaardig omdat ze gebaseerd zijn op wetenschappelijke artikelen, maar een korte duik in de literatuur onthult al snel hun onbetrouwbaarheid.

Verzadigd vet, zoals uit kokosnoten of dierlijke producten, is de grote boosdoener als het gaat om hart- en vaatziekten. Voorstanders van kokosolie beargumenteren dat het verzadigde vet uit kokos juist bevorderlijk is voor de gezondheid omdat het ‘mediumlengte vetzuren’ bevat. In tegenstelling tot de gebruikelijke ‘lange vetzuren’ worden mediumlengte vetzuren direct geresorbeerd door de darmen en dus completer afgebroken. Hoewel dit klopt, blijkt het dat het mediumlengte vetzuur in kokosolie, laurinezuur, zich meer gedraagt als een lang vetzuur en niet direct wordt opgenomen door de darmwand. De voordelen van mediumlengte vetzuren zijn helaas dus niet van toepassing op de vetzuren in kokosolie.

Daarbij wordt vaak aangedragen dat volkeren van de Pacifische eilanden, die veel kokosolie nuttigen, een lager sterftecijfer en een gezonder vetspectrum hebben. Maar deze mensen eten naast kokosolie ook meer groente en fruit, en zijn minder afhankelijk van verwerkt voedsel. Het is dus niet mogelijk om een vergelijking te trekken tussen dit dieet en een westers dieet.

Hoe zit het dan met al die onderzoeken die aantonen dat kokosolie cholesterol verlaagt? In de meeste gevallen zijn dit onderzoeken met kleine sample sizes en hebben daardoor onbetrouwbare resultaten. De auteurs van deze onderzoeken raden vaak zélf aan om het vermijden van verzadigde vetten vol te houden – dus ook kokosvet. Dit laatste laten de meeste socialmedia-artikelen echter gemakkelijk achterwege.

“Mensen met obesitas hebben gewoon geen wilskracht.”

Er zijn veel legendes over obesitas, sommigen naar waarheid, anderen naar vooroordelen. Een van die laatste is het idee dat obesitaspatiënten geen wilskracht hebben en door eigen schuld zich niet kunnen inhouden. Maar hoe groter het overgewicht, hoe meer dit een mythe wordt.

Ons hongergevoel wordt gereguleerd door een hormoon genaamd leptine. Leptine stimuleert onze cellen om meer energie te verbruiken en vertelt onze hersenen dat we minder willen eten. Hoge vetgehaltes induceren de aanmaak van leptine, zodat de energieopslag weer zal dalen.

Mensen met obesitas bereiken een punt waarop de lichaamscellen niet meer reageren op het hormoon: er ontstaat een zogenaamde ‘leptine-resistentie’. Hierdoor krijgt iemand geen signalen meer om voedselinname te verminderen en ook het energieverbruik wordt niet meer bevorderd. Zo belanden mensen met obesitas in een vicieuze cirkel waarbij ze alleen maar meer willen eten en minder gemakkelijk calorieën verbranden.

Obesitas is dus een ziekte die zichzelf versterkt. Een obesitaspatiënt is niet ‘zwak en zonder wilskracht’ maar slachtoffer van de tegenwerkingen van zijn eigen lichaam.

“Ik ben echt een rechterbrein-persoon.”

Het is een veelvoorkomend fabeltje dat nog altijd opduikt in zelfhulp-artikelen en Buzzfeed-quizzen: De rechterhelft van de hersenen faciliteert creativiteit en passie terwijl de linkerhelft zich bezighoudt met logica, strategie en orde. Volgens de theorie heeft iedereen een dominante hersenhelft die zijn of haar persoonlijkheid bepaalt.

Roger W. Sperry bracht dit idee de wereld in toen hij onderzoek deed naar epilepsie. Hij ontdekte dat het wegsnijden van de verbintenis tussen de twee hersenhelften (corpus callosum) toevallen vermindert. Als bijwerking van deze ingrijpende snede ervoeren patiënten moeite met het benoemen van objecten, afhankelijk van in welke hersenhelft deze werden verwerkt. Door een serie van onjuiste conclusies en verdere overdrijvingen is deze theorie geëvolueerd tot de huidige popcultuur-theorie die we kennen.

Het idee dat de hersenfuncties compleet gescheiden zijn per helft is echter onjuist. Wat Sperry’s experiment eigenlijk aantoont is dat samenwerking tussen de twee helften cruciaal is. Wanneer mensen bezig zijn met wiskunde, kunst of taal, communiceren de hersenhelften en werken ze ijverig samen. Er zijn wel degelijk verschillen tussen de linker- en rechterkant van je brein, maar dat zijn gevallen van specialisatie, in tegenstelling tot compartimentering. Zo is je rechterbrein net iets beter in het herkennen van objecten dan de linkerkant. Ook is je hele linkerhersenhelft verantwoordelijk voor de rechterkant van je lichaam, en vice versa. Toch zijn de verschillen niet zó groot dat ik kan zeggen dat ik bij het schrijven van dit artikel alleen mijn creatieve rechterhersenhelft heb gebruikt.


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *